De schatting van het aantal LHBTQIA personen in Nederland is gebaseerd op data van de Veiligheidsmonitor 2023, een CBS-onderzoek waaraan 182 duizend mensen deelnamen. Deze vragenlijst gaat vooral over thema’s als veiligheid en slachtofferschap van criminaliteit, maar ook over hoe mensen zich voelen op het vlak van gender (genderidentiteit), tot wie mensen zich aangetrokken voelen (seksuele oriëntatie) en of ze intersekse zijn. Deze resultaten worden uitgebreid gepresenteerd in het artikel ‘Hoeveel LHBTQIA personen telt Nederland?’, waarin ook grondig stilgestaan wordt bij de sterktes en tekortkomingen van de gebruikte methode.
2,5 miljoen mensen met een niet-heteroseksuele oriëntatie
In Nederland leven naar schatting 2,7 miljoen LHBTQIA personen, van wie de meesten een niet-heteroseksuele oriëntatie hebben. Seksuele oriëntatie geeft aan tot wie iemand zich seksueel aangetrokken voelt. Zo telt Nederland 272 duizend homoseksuele mannen en 106 duizend homoseksuele vrouwen. De groep met een bi-plus oriëntatie (mensen die zich aangetrokken voelen tot meer dan één gender) is met 1,7 miljoen mensen de grootste. Een kleinere groep heeft een aseksuele of andere oriëntatie, en een klein deel weet het (nog) niet.
Naast seksuele oriëntatie is ook gekeken naar hoe men zich voelt op het vlak van gender (genderidentiteit). Naar schatting is 1 procent van de Nederlandse bevolking van 15 jaar of ouder transgender, ofwel 151 duizend personen. Ongeveer 45 duizend van hen hebben een non-binaire/genderqueer (NBGQ) identiteit. Dat betekent dat zij zich niet eenduidig als man of vrouw identificeren. Ten slotte zijn er naar schatting 45 duizend intersekse personen, oftewel mensen die geboren zijn met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtskenmerken.
LHBTQIA personen zijn over het algemeen jonger en wonen in stedelijke gebieden
LHBTQIA personen verschillen op bepaalde achtergrondkenmerken van de rest van de Nederlandse bevolking. Zo zijn ze over het algemeen jonger: 19 procent van de LHBTQIA personen is tussen de 15 en 25 jaar oud, tegenover 14 procent bij de rest van de bevolking. De LHBTQIA groep telt in verhouding ook weinig mensen tussen de 45 en 65 jaar oud (26 tegenover 33 procent).
Bovendien wonen LHBTQIA personen vaker in zeer sterk stedelijke gemeenten. Zo woont 31 procent van de LHBTQIA personen in zeer sterk stedelijke gemeenten, tegenover 25 procent van de niet-LHBTQIA personen. Ongeveer 24 procent van de LHBTQIA personen woont in niet- of weinig stedelijke gemeenten, terwijl dit percentage bij de rest van de bevolking 29 procent is.
Vaker buiten Nederland geboren
Ook op het vlak van herkomst zijn er verschillen tussen LHBTQIA en niet-LHBTQIA personen. Zo is 17 procent van de LHBTQIA personen buiten Nederland geboren, tegenover 14 procent van de rest van de bevolking. Dit percentage ligt vooral hoog bij mensen met een non-binaire/genderqueer identiteit: van hen is 21 procent in het buitenland geboren. Daarnaast hebben LHBTQIA personen vaker een minder goede financiële welvaart, wat betekent dat het inkomen en vermogen van hun huishouden lager is dan van niet-LHBTQIA personen.
Bron: CBS