WAALRE - De waarnemend burgemeester van de gemeente Waalre deed op 14 september 2020 aangifte tegen een voormalige ambtenaar van de gemeente. De vrouw zou zich volgens de gemeente schuldig hebben gemaakt aan het lekken van vertrouwelijke informatie, belediging, smaad en laster. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft na onderzoek door de Rijksrecherche besloten om geen verdere strafvervolging in te stellen en de zaak tegen de vrouw te seponeren.


Naar aanleiding van de aangifte werd er door de Rijksrecherche een uitgebreid onderzoek ingesteld. Meerdere medewerkers van de gemeente werden als getuige gehoord en bij diverse instanties werden schriftelijke stukken opgevraagd en bekeken. Tijdens het onderzoek werd de voormalige ambtenaar aangemerkt als verdachte.

Meerdere momenten

Tussen de gemeente en de verdachte bestond al enige tijd een arbeidsconflict bestond, dat steeds verder escaleerde. De medewerkster zou zich in juli en augustus 2020 op meerdere momenten schuldig hebben gemaakt aan het schenden van haar ambtsgeheim. Nadat de vrouw geschorst werd, spande zij een kort geding aan tegen de gemeente. Tijdens de openbare zitting op 11 augustus 2020 deelde de vrouw informatie over een mogelijke bestuurscrisis tussen de wethouders en de burgemeester. Twee dagen later stuurde ze een e-mail naar de burgemeester en naar acht individuele raadsleden, waarin volgens de gemeente vertrouwelijk informatie stond. Andere vertrouwelijke informatie deelde zij volgens de gemeente op 1 juli 2020 met een derde via WhatsAppberichten.

Beoordeling

De diverse incidenten zijn door de Rijksrecherche uitvoerig onderzocht en door het OM beoordeeld. Ten aanzien van de zaken die tijdens het kort geding aan de orde kwamen, komt het OM tot de conclusie dat het aldaar gevoerde verweer van de verdachte niet valt onder schending van het ambtsgeheim en het dus géén strafrechtelijk verwijtbaar handelen betreft. Volgens het OM is het de vraag of de informatie in de e-mail aan de burgemeester en de raadsreden in juridische zin als vertrouwelijk of geheim kan worden aangemerkt. Uit het dossier kan worden afgeleid dat de ontvangers van de e-mail hier in ieder geval geen eenduidig beeld bij hebben. Alles overziend acht het OM dit handelen dan ook onvoldoende om te kunnen spreken van strafrechtelijk verwijtbaar handelen, meer specifiek van schending ambtsgeheim. Hetzelfde geldt voor de WhatsAppberichten die in juli werden verstuurd.

Belediging, smaad en laster

Tot slot zou de vrouw zich (in de ogen van de gemeente) volgens de aangifte schuldig hebben gemaakt aan belediging, smaad en laster. Volgens het OM kan dit niet worden vastgesteld. Immers, een inhoudelijke beoordeling over de juistheid van de uitlatingen van de verdachte zou daarvoor moeten worden opgemaakt. Uit het onderzoek van de Rijksrecherche volgt dat de verklaringen hierover uiteenlopen. Dit betekent dat er geen oordeel kan worden gegeven over de (on)juistheid van de uitlatingen van verdachte. Er kan dan ook niet worden vastgesteld dat er sprake is van belediging, smaad en/of laster.